Elke nacht hielden de poortwachters van Naarden de boel goed in de gaten. Ze deden alles om te zorgen dat er geen ongure types de stad zouden betreden.
Maar vooral bij volle maan werden zij tijdens hun werk gestoord door tientallen zwarte katten.
Oud wijf
Even verderop woonde in een vervallen boerderij een oude vrouw; de Naarders spraken over een ‘vuil oud wijf’. Zij beoefende de zwarte kunst en de zwarte katten waren haar trouwe metgezellen.
Meidoornhaag
De beesten liepen de poortwachters continue voor de voeten waardoor ze keer op keer struikelden. De mannen sloegen een kruisje en gaven de katten een rotschop. Toch kwamen die vervelende mormels steeds weer terug. Met de handen in het haar wendden de wachters zich tot de pastoor. Hij raadde aan een haag van scherp gepunte doornstruiken te planten. Korte tijd later was de hele weg omzoomd met dikke meidoorns. Het wijf en de katten? Daar had niemand last meer van.
Een deel van de oude weg waar de mannen zo trouw de wacht hielden heet nog steeds de Cattenhagestraat.
(Uit: ‘Waarom de Naarders kraaien genoemd worden en andere Gooise vertellingen’. H. Poolman)