Het maakt niet uit waar je zoekt in Noord-Holland, op elke plek deden zich vroeger bijzondere zaken voor. Opvallend veel vaker dan tegenwoordig. Heksen trof je overal, mirakels deden zich met enige regelmaat voor en ook spoken deden hun best om de aandacht te trekken.
Het Gooi is een streek met een rijke verhalengeschiedenis. In de jaren 60 ging ene meneer Heupers daar veel deuren langs om alles op te tekenen. Ook ging hij de Veluwe op e het Eemland in. Al zijn aantekeningen resulteerden in een mooie trilogie.
Malle Gijsje
In Laren trof meneer Heupers Folkert Calis, die meteen flink van wal stak over Malle Gijsje. Zij was het wondervrouwtje van Blaricum. Ze kon toveren en als je ziek was ging je bij haar langs. Ze legde dan haar hand op een boom die hartstikke doodging, maar de zieke werd beter (een gebruik dat we overigens ook uit Waterland kennen). Haar bijzondere krachten paste Gijsje overigens niet altijd in positieve zin toe. Ze had nogal wat toestanden met haar dochter en om de arme meid te sarren bezorgde Gijsje haar binnen een jaar twee keer een tweeling en het jaar erna nog een kind. Vijf kleine kinderen; Gijsjes dochter had in één klap een hoop zorgen.
Wonderlijke geestelijken
Ook de geestelijken waren anders dan tegenwoordig; een aantal van hen was in staat de wind te laten draaien. Zoals de Gooise kapelaan Brouwer. Er vloog eens een huis in brand en de vlammen dreigden over te slaan naar de panden ernaast. Snel werd de kapelaan erbij gehaald en wonder boven wonder wist hij de wind te doen keren zodat de andere huizen gespaard bleven. Diezelfde kapelaan repareerde ook de pop van Jan Booy en Mie van Trien, puur door ertegenaan te praten!
Met de helm geboren worden, dan weet je het wel. Die kinderen konden vooruit in de tijd kijken. Ze hadden bij de geboorte een vlies om hun hoofd en dat kon je in het Gooi dan weer goed verkopen aan een visser. Hij betaalde grof geld om in de toekomst te kunnen kijken als hij met zijn boot weer eens de zee opging.
Dwaallichten
In vroeger tijden waren er ook veel voortekens, zoals dwaallichtjes bijvoorbeeld. Jan Borse uit Blaricum zag er een hoop in zijn jeugd. Vooral op de Meent waren er veel en op die plek werden later huizen gebouwd die ’s avonds verlicht waren. De dwaallichtjes bleken met terugwerkende kracht dus een voorteken. Net als de vurige wagen trouwens die ooit van het Huizer hoogt Blaricum inreed. Precies daar ontstond later het traject van de Gooise stoomtram (ook wel de Gooise Moordenaar genoemd, vanwege de vele ongelukken).
Oorlog op komst
Elbert ter Weijde, ook uit Blaricum, wist ook oer Malle Gijsje te vertellen. Ze maakte je niet alleen beter bij ziekte, maar hielp je ook aan de man of vrouw als je dat vroeg. Zieners die met de helm geboren waren kende Elbert ook. Ze zagen een lijk of een brandend huis en dan ging er niet veel later ook echt iemand dood of er brandde daadwerkelijk een huis af. Een Huizer zag in 1940, vóór de oorlog, de hele lucht knalrood kleuren. Dat voorspelde niet veel goeds wist de man. Inderdaad, kort daarna werd Nederland binnengevallen door het Duitse leger.
Om je tegen zoveel ellende te beschermen had het zin om in je voorjaar je deuren en ramen wagenwijd open te zetten. Veel mensen in het Gooi deden dat in de hoop dat een zwaluwpaartje binnenkwam en zich onder het plafond zou nestelen. Want zwaluwen, die brengen niets dan goeds en geluk.
Bron: Volksverhalen uit Gooi- en Eemland en van de westelijke Veluwe, verzameld door E. Heupers