Heemskerk bestond vroeger voor een groot deel uit ongerepte natuur en was daarom erg geliefd als jachtterrein bij de adel. Een jachtopziener werd aangesteld om de boel op peil te houden én om de wildstropers te verjagen.
In het dorpscafé deden de meest wilde stropersverhalen de ronde. Bijvoorbeeld die van een Egmonder die in het Heemskerker duin op jacht ging. Zijn methode om konijnen te vangen was het zgn. ‘delven’. Hij trapte de vluchtgangen van het konijnenhol dicht en groef het hoofdhol, waar de konijnen gevangen zaten, uit en haalde zo makkelijk zijn buit binnen.
Noodlot
Nou ja makkelijk, soms was het flink diep graven voor je bij de konijnen kwam. Zo ook die ene dag. De stroper stak zijn hoofd in het hol en strekte zijn arm zo ver mogelijk om de dieren te grijpen. Het noodlot sloeg toe, het gaat viel dicht. De man stikte. Zijn benen staken nog uit de grond.
Het duurde niet lang of hij werd gemist in zijn woonplaats. Een groep mannen ging op zoek naar hun maat. De zoektocht leek op niets uit te lopen tot ze het hondje van de stroper vonden. Ze liepen het diertje achterna en troffen het konijnenhol met daarin de dode man.
Jarenlang heeft er een kruis gestaan op de Bloemberg, de plek waar de stroper gestikt was.
Wilde Westen
Op sommige dagen hadden de duinen bij Heemskerk veel weg van het Wilde Westen; de stropers trokken zich van de heersende orde weinig aan. Vooral tijdens ruw weer gingen ze op jacht. Bij volle maan of rustig weer zouden ze zichzelf immer snel verraden.
Men stroopte bij het leven en dan vooral als de jachtopziener op weg ging naar het buurtcafé voor een potje biljart. Op een vast tijdstip keerde hij altijd terug naar zijn woning diep in het duin. Een groep stropers zag hem op een mooie nacht aankomen en loste met een jachtgeweer een aantal schoten door het keukenraam. De jachtopziener holde naar de keuken en hurkte neer onder het raam. Op een gegeven moment stak de loop van het geweer weer naar binnen, tenminste dat dacht de opziener. Eigenlijk was het een gloeiende pook die een half uur in de kachel had gestaan. De man greep de ‘loop’ ferm beet, met alle gevolgen van dien uiteraard. Die arme man had het zwaar te verduren, want men had ook nog eens de enige deur van zijn woning geblokkeerd door deze dicht te binden met de ketting van de aker (het schepemmertje).
Straf
Als de stropers dan toch bij hun kladden werden gegrepen kregen zij een boete of een gevangenisstraf. Deze straf werd vaak uitgezeten tijdens de wintermaanden als de werkzaamheden in de tuinderijen op een nulpunt stonden. Ook kregen de boeven een toegangsverbod voor de adellijke jachtterreinen.
(Uit overlevering, opgetekend door Piet Diemeer)