In Zandvoort werd eens een Franse soldaat ingekwartierd bij Aert. ’s Middags gingen het gezin van Aert en de Fransman aan tafel. Moeders zette een grote schaal aardappels neer met een lekker kopje vet erbij. Iedereen aan tafel deed een gebedje en nam het bestek om toe te slaan. De kindertjes prikten een aardappel op hun vork en doopten die lekker in het kopje vet. Smullen dat ze deden!
Maar de Fransman at niets en keek met een zuur gezicht voor zich uit. Aert vroeg, zo goed en zo kwaad als hij kon, wat eraan scheelde. De man antwoordde dat hij geen vet, maar azijn bliefde.
Schop
Moeders stond meteen op en haalde een schaaltje azijn voor haar ‘gast’. De man pakte het kommetje op en kieperde pardoes alle azijn over de schaal met aardappels. De kinderen werden boos en begonnen te krijsen. De moeder vroeg zich af waar de Fransman in vredesnaam mee bezig was en Aert werd verschrikkelijk kwaad. Hij nam een schop uit de hoek van de kamer waarmee hij de man mee te lijf wilde gaan.
Achtervolging
De soldaat vluchtte naar buiten en Aert spurtte achter hem aan, het duin in. Over het Paradijsveld, het Flesseveld, naar het Worstevlakkie en de Eerste en Tweede Vallei door. Uiteindelijk kreeg Aert de soldaat te pakken en sloeg hem dood.
In de muur
Het lijk metselde Aert in een muur. Hij trok het uniform van de militair aan en vluchtte weg. Maar ja het spreekwoord luidt ‘geen kwaad zo groot, of het bloedt dood.’ Aert kwam gewoon weer terug en geen haan die naar de moord kraaide.
Het huis met het Franse lijk werd later afgebroken en men vond de ribbenkast van die arme soldaat. In de Kerkstraat was dat.
(Bron: Volksverhalen uit Noord- en Zuid-Holland. Samengesteld door Bert Sliggers. Afbeelding: Wikimedia Commons/Robert Jaarsma))