De winters op de Zuiderzee konden vroeger bar en boos zijn. Hoe zout het water ook , het bevroor gewoon.
Botkloppen
Een groot probleem voor de vele vissers die langs de zee woonden. Om toch wat te kunnen vangen trokken ze met sleden het ijs op om wakken te maken en netten in het water te hangen. Met een houten balk werd op het ijs gebeukt zodat de bot van schrik alle kanten op vloog, zo de netten in. Dit werd ‘botkloppen’ genoemd. Het was vreselijk zwaar werk, maar de vissers moesten wel om hun gezinnen van voedsel te voorzien.
Vader en zoons
Eén van hen was Klaas Bording uit Durgerdam. Samen met zijn zoons, Klaas junior en Jacob, ging hij het ijs op. Ze waren aan de late kant omdat ze eerst vis hadden verkocht in Amsterdam; de beste plekken op het ijs waren daarom al vergeven. Ze sleeden een stuk verder dan normaal en het ging best goed met de vangst. Zo goed zelfs dat vader Klaas besloot de nacht door te vissen. Met het invallen van de duisternis begon het ook te regenen en plots voelden de mannen dat het ijs in beweging kwam. Ze zagen echter geen hand voor ogen en moesten wachten tot de ochtend voor ze huiswaarts konden gaan.
Op drift
Maar toen was het al te laat; Klaas en zijn zoons bevonden zich op een groot stuk ijs dat los was geraakt en op drift was geslagen. Ze probeerden langs alle kanten weg te komen, maar overal werden ze tegengehouden door het ijskoude, kolkende Zuiderzeewater. In vreselijke weersomstandigheden werden ze kris kras de zee overgeblazen. Ze kwamen langs Marken, Muiden en zelfs langs Enkhuizen, maar niemand merkte het drietal op. Vreselijk frustrerend was het. Zij zagen wel de schepen aan de horizon en op de kant zelfs mensen te kerk gaan, maar hoe hard ze ook schreeuwden, het hielp allemaal niets.
Verdrinken
Ze hadden nog een voorraad botten over en die werden rauw verslonden om in leven te bleven. Vader bedacht dat hij zichzelf maar moest verdrinken zodat zijn jongens meer kans om te overleven hadden. Maar zijn Jacob smeekte hem dat alsjeblieft niet te doen.
De redding
De schots dreef verder en verder. Voorbij Enkhuizen werden ze langs Urk en Schokland geblazen toen ze eindelijk, op 27 januari 1849, werden opgemerkt door vissers uit Vollenhove (Overijssel). Er werd een stevige roeiboot gehaald en met de nodige moeite werden Klaas senior en junior en Jacob van het ijs gehaald. Meteen kregen ze brood en drank om aan te sterken, want ze waren er vreselijk slecht aan toe. Dat blijkt wel uit het verslag van dorpsdokter Ekker:
‘Buitenmate uitgeput en vermagerd kwamen zij hier aan, meer op lijken dan op levende menschen gelijkende. Hun werd eerst wat lauw drinken, later beschuit met melk gegeven. – Zij sliepen den eersten nacht niets door de pijn aan de voeten, hoezeer geen hunner op het ijs een oogenblik had geslapen. Volgende nachten sliepen zij beter, zooveel de toestand hunner voeten toeliet. – De voeten van den oudsten zoon waren zeer gezwollen en werden later op sommige plaatsen bezet met blaren, gevuld met vuile stof, op andere met zwarte, koud-vurige plekken.’
Noodlot
De dokter controleerde vader en zoons elke dag en ze waren blij om te horen dat hun moeder en vrouw het bericht van de redding had ontvangen en vanuit Durgerdam onderweg was naar Vollenhove. Terwijl de vrouw halverwege haar reis was, kregen Jacob en vader Klaas te horen dat het erg slecht ging met de jonge Klaas. Hij had niet lang meer te leven. Zijn moeder kwam nog net op tijd om hem aan zijn sterfbed bij te staan. Op 4 februari overleed Klaas, 19 jaar oud. Twee weken daarna volgde ook zijn vader, 45 jaar oud.
Nederland helpt
Vol verdriet keerden moeder Bording en haar zoon Jacob, in goede gezondheid inmiddels, terug naar Durgerdam. Het hele land had gehoord over de bizarre tocht van de Bordings en bekommerde zich om de overgebleven gezinsleden. Duizenden mensen brachten genoeg geld bij elkaar om de weduwe Bording uit de geldnood te helpen én een mooie botter voor Jacob te kopen.
In 1871 overleed Jacob, zijn moeder zou hem nog 10 jaar overleven.
Zuiderzeemuseum
In het buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen staat het huis van Frederik Croes, één van de Vollenhovense redders van de mannen Bording. Hier staan de klompen van Klaas senior en de grafsteen van vader en zoon Klaas Bording.
Bronnen: ‘Verhalen van stad en streek. Sagen en legenden in Nederland’, door Willem Blécourt e.a., ‘Veertien dagen op een ijsschots’, door Simon Abramsz. Via Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Renate van de Weijer says
Mooie bijdrage. Bij deze een link. Ik zie toevallig dat het overlijdensbericht van Klaas jr een andere datum heeft. Het is een detail. Met groet, Renate