Vaste prik op de vrijdagavond voor Pinksteren was het uitzetten van de deurbel en het dichtmaken van de brievenbus. Deed je dat niet werd dan werd je ’s nachts bruut gewekt door onophoudelijk belletjetrek en busgeklepper. Een blik uit het slaapkamerraam en je zag nog net de kinderen met blikjes achter hun fiets wegracen. ‘Luilak, beddezak!!’
WC-papier, eieren, zeep en boter
Als je als Luilakkind wat ouder was werden wc-rollen ingeslagen ter versiering van bomen en je nam zeep mee voor raamtekeningen. Ook was er altijd een groep die eieren, boter en meel meenam om de huizen mee onder te smeren. Flink balen, want de eivlekken waren maanden later nog zichtbaar in de voegen. Zo kreeg Luilak steeds meer het imago van vernielfeest en de politie trad steeds vaker op. Logisch dus dat Luilak nauwelijks meer wordt gevierd. De lol is er zo wel af. Jammer van zo’n folkloristisch feest.
Gek genoeg staat het feest al eeuwen bekend als kwajongensfeest omgeven door vechtpartijen en vernielingen. Onkruid vergaat dus niet zo snel. Maar Luilak heeft voor veel nachtbrakers ook genoeg leuks te bieden.
Brandnetels en dode dieren
Kwajongensstreken of niet, de jeugd kreeg er nooit genoeg van. Elke streek had zo zijn eigen gebruiken. In de Zaanstreek verzamelden de jongens een berg brandnetels op ene plat wagentje (korrie). Degene die als laatste kwam (de Luilak) moest de brandnetels bij elkaar houden en werd op de korrie door het dorp getrokken. De meisjes maakten een stoel met bloemen en brandnetels. De langslaapster moest plaatsnemen in de brandnetelzetel en werd rond gejonast. Ook hingen de jongens dode dieren aan de deurknoppen van belangrijke mensen, in de hoop dat ze een beloning zouden krijgen voor het weghalen.
De Amsterdamse jeugd had ook wat met dode dieren, zo lezen we in een krant uit 1898. Daar trokken jongens en meisjes door de straten om ‘de zorgvuldig verzamelde, uit de stadsgrachten gevischte, te vroeg ontslapen hondjes of katjes, in min of meer onduigdelijken staat verkeerende, aan deuren en bellen van daartoe bevoorrechte burgers te binden.’
Koppie onder
En het natmaken van de Luilak was ook populair. In de Zaanstreek heette het ‘koppie doik’ en in Haarlem konden ze er ook wat van. Het ging altijd gepaard met een rijmpje.
Luilak, Slaapzak, Kermispop
Staat om negen uren op
Half tien, Kan die luilak nog niet zien!
Van je eenen, tweeën, drieën, vieren, vijven
Gooi die Looielak te drijven!
Ja en dan ging je als Luilak koppie onder in het Spaarne.
Peliesie pesten
Ieder jaar, ongeacht welke eeuw, is het weer hetzelfde. De jeugd heeft enorme lol, ouderen doen steevast hun beklag. Zoals in de jaren 30 van de vorige eeuw wanneer iemand optekent dat Luilak nog altijd in trek is in de Amsterdamse Jordaan en langs de Zaan maar dat het ‘thans is gedegenereerd in baldadigheid, culmineerend in ‘het pesten van de Peliesie.’
Op Texel gaven de kinderen een geheel eigen invulling aan de kwajongensstreken. Zij gingen tijden ‘s nachts krabben vissen en bevestigden die dan aan de voordeuren in Den Burg en Oudeschild. Als je ’s ochtends je deur opendeed liep je kans flink wat scherpe scharen op je dak te krijgen.
Bol Achttien
Naast al die baldadigheid zijn er ook een stuk of wat lieflijker tradities verbonden aan Luilak. Meisjes maakten bloemenkransen en hingen die aan deuren. De Luilak in kwestie trakteerde iedereen op Luilakbollen (warme bollen met stroop) met radijs erbij. In de Zaanstreek kreeg ooit iemand het voor elkaar achttien van die bollen naar binnen te werken. De rest van zijn leven droeg hij de bijnaam ‘Bol Achttien’.
Verfluchte Holländer!
En dan is er nog het hilarische krantenartikel uit 1897 over een kantoor in Amsterdam.
‘Op een kantoor aan de Weesperzijde werd Luilak te baat genomen, om een aan de telephoon verkeerd aangeslotene op vermakelijke wijze te onderhouden.
Opgescheld zijnde ontstond het volgende discours:
Duitscher, die verkeerd aangesloten is: Spreche ich mit Herrn von der M.?
Opgeschelde: Luilak!
Duitscher: Verstehe nicht gut
Luilak!
Was?
Luilak!
Nein! Sagen Sie einmal von der M. ist das Schiff angekommen?
Luilak!
Donnerwetter! Was sagen sie doch?
Luilak!
O tausend Himmel. Ist denn ein Vogel am Telephoon?
Luilak!
Immer dasselbe Wort! Donnerwetter ich verstehe nicht und habe kein Zeit mehr.
Luilak!
Lauft rund verfluchte Holländer!
Langs de Zaan werden, en worden nog steeds, Luilakvuren ontstoken. Vergelijkbaar met de Paasvuren en Meierblissen op andere plekken. Ook een deel van de Zaanse molens doet jaarlijks mee met het Luilakfeest. Tijdens de avond en nacht is er muziek en de ochtend erna gaan sommigen molens nog altijd in de traditionele Luilakstand. I kruis met bovenop twee groene takken en onderaan twee emmers of manden. In Haarlem hebben ze hun eigen traditie: de Luilakmarkt. De nachtelijke bloemenmarkt waar de Haarlemmers al sinds 1890 hun perkgoed inslaan.
Bronnen: Meertens Instituut, De Zaansche Molen, De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad 30-05-1898 en 21-06-1897, Van Nederlandsche Luilakken door D.J. van der Ven, NH Media.