Vertier is van alle eeuwen en alle klassen en het verschil in het soort vertier dat mensen van stand en de gewone mensen zoeken is ook van alle eeuwen. Trok de arbeider vroeger een dagje met gezin naar strand of plas, de rijke Amsterdammer bouwde meteen een heel buitenhuis in de lommerrijke regionen van Kennemerland.
‘Beschaafde’ hobby
Waren veel boeren verzot op het volksspel bekkensnijden, de elite hield het liever wat beschaafder. Naar hun maatstaven althans. De rijke kooplieden mochten zich graag bezighouden met het recreatief ‘vinken’. Dat is het vangen van vinken. Alleen is die uitleg erg kort door de bocht.
Vinkenbaan
Het vinken was namelijk een bijzonder serieuze zaak. Je ging niet lukraak de bossen in op zoek naar een vink. Nee, als man van stand liet je een vinkenbaan aanleggen bij je buitenplaats en nam een vinkenbaas en zo nodig wat knechten in dienst. Het wachten was dan tot september, wanneer de vinken over het land trokken.
Blinde vink
De voorbereidingen voor het seizoen waren dan allang voltrokken. Zaak was dat je goede lokvogels op je baan had staan. Dit waren de blinde vinken. Voordat een vink een blinde vink werd doorliep ie een heel traject. De vers gevangen vogels kregen eerst ‘zangles’ van geoefende vogels. Ze werden in een kast of kooi gestopt die elke dag steeds langer werd verduisterd. Zo konden de vogels geleidelijk wennen aan de duisternis. Als ze hun voedsel in het donker konden vinden werden ze geblind. Dat was nodig omdat vinken slechter gaan zingen of zelfs stoppen met fiedelen als ze op de baan soortgenoten tegenkomen. Ze veranderen dan in luistervinken en daar heb je helemaal niets aan. Een lokvink moet immers zingen. En dus werden de oogjes uitgestoken of uitgebrand.
Hete breinaald
Er was nog een andere methode, namelijk de dichtgeknepen oogjes licht aanraken met een verhitte breinaald. De oogleden bleven dan aan elkaar plakken en groeiden langzaam dicht. Het voordeel hiervan was dat de dieren nog wel licht konden waarnemen. Erg handig, want als ze in de herfst naar buiten gingen, wanneer ze van nature niet zingen, dachten ze dat het lente was en staken dan direct hun mooiste lied af.
Zo’n goed geprepareerde vink was geld waard, er werden zelfs advertenties voor geplaatst:
‘Te koop gevraagd tegen het einde van de maand sept. 1886.
Goede , sterke, gemuite blinde vinken, goed zingende, voor het vinkenseizoen, met opgave van prijs per stuk.’
Klapnetten
In september werden de blinde vinken losgelaten op de baan om met hun gezang zo veel mogelijk wilde soortgenoten te lokken. Aan alle kanten stonden netten opgesteld en vanuit vinkenhuisjes keken de lieden van stand toe hoe hun personeel de netten dichtklapte. Soms ook stonden ze zelf aan de kant om onder net genot van een drankje zelf aan een lijntje te trekken en dan weer verder te keuvelen.
De kop indrukken
Wat er gebeurde met al die vinken? Meestal belandden ze in de pan. Ze golden toentertijd als een ware delicatesse. De vinkersbazen drukten de beestjes de kop in en dan gingen ze zo naar de keuken om bereid te worden voor een uitbundig avondmaal. De rijken knapten zo heel wat vinkjes, letterlijk, want ze werden compleet verslonden. In een zoveelste herdruk van ‘Recepten van de Haagsche Kookschool’ uit 1923 wordt zelfs nog voorgeschreven de vinken ‘zoo croquant te braden dat het skelet zonder bezwaar kan worden gegeten.’ Verder tooiden de veertjes menig dameshoed en werden de dieren ook voor de sier of vanwege hun zangkwaliteiten gehouden.
Kostbaar vertier
Het vinken was wel een dure hobby, zo maken we op uit het kasboekje van de Amsterdamse heren Van Maurik en Ten Broeke Willink die samen een baan hadden in de omgeving van Bloemendaal. Per seizoen waren ze 70 gulden kwijt voor het personeel en een nieuw vangnet kostte maar liefst 45 gulden. Ter vergelijking: de poelier betaalde voor 1000 vinken 16 gulden.
Een hele beroemde vinker, Cornelis van Lennep, gaf nog veel meer geld uit aan zijn hobby. Alleen aan vogelzaad was hij jaarlijks al 1200 gulden kwijt. Maar Cornelis was dan ook een echte meestervinker en eigenlijk was zijn hele familie er verzot op. Zoon Keesje kreeg voor zijn goede rapport een eigen vinkenbaan cadeau en toen Cornelis een heel seizoen op zijn Heemsteedse baan verstek moest laten gaan, hield zijn vrouw hem keurig op de hoogte van de vangst.
Vinkenbanen in kaart
Cornelis was ook degene die een hele studie liet maken van de vinkenbanen in Kennemerland. In 1796 gaf hij opdracht alle banen in Bloemendaal en omgeving in te tekenen op een kaart van de regio. Hij liet het type noteren, de windrichting van de ligging en ook de locatie van de vinkenhuisjes. Deze kaart is verloren gegaan. Van Lennep maakte zelf nog wel een beschrijving van 27 banen in Kennemerland. Zo had je in Aerdenhout de baan van Boekenrode, in Heemstede de baan van Leyduin en in Velsen de baan van Spaar en Hoven.
Half miljoen vinkenlevens
In 1911 stopte de familie Van Lennep met het vinken. Naar schatting kostte de hobby, vanaf 1768, zo’n half miljoen vinkjes het leven. In 1912 trad de Vogelwet in werking. Deze wet legde het vogelvangen aan banden en eigenlijk vonden veel mensen het toen ook al erg zielig wat de vogeltjes allemaal werd aangedaan.
Bronnen: ‘Ach lieve tijd. 2000 jaar Kennemerland. Leven op stand’. ‘ Vincken moeten vincken locken: vijf eeuwen vangst van zangvogels en kwartels’ door Ignaz Matthey. ‘De Vinkenbaan. Hoe het er toeging en wat er mee In verband stond’ door D. Hoos. ‘Vinken van het spit’ artikel voor De Volkskrant door Adriaan de Boer.