In vroeger eeuwen was het een komen en gaan van zeelieden op de Amsterdamse Zeedijk. Als ze terugkwamen van een lange reis werd er natuurlijk flink gedronken en gefeest. De zeebonken die de baren nog op moesten namen een grote borrel eer ze van wal gingen. Een plek waar de mannen zich graag verzamelden was In ’t Aepjen. Met een slok op vergaten ze soms dat ze helemaal geen geld meer hadden om verder te drinken. Eén van die dronkenlappen kreeg een voorstel van de barman: als hij uit de Oost terugkwam moest hij een aapje meenemen om zijn schulden af te lossen.
Nadat de eerst aap het logement was binnengetreden volgden meer zeelui die hun rekening op deze wijze betaalden, waardoor op een zeker moment toch best wat aapjes rondslingerden daar op de Zeedijk. Aapjes vol met vlooien en ander ongedierte.
Als je ’s ochtends dan de dijk weer opliep, over je hele lijf krabbend van de jeuk, wist iedereen wel hoe laat het was: ‘Jij hebt zeker In ’t Aepjen gelogeerd?’
Overigens zijn er nog twee andere lezingen over In ’t Aepjen. Zo zouden ronselaars van de VOC het gemunt hebben op de dronken jongemannen in de herberg. Als ze ladderzat waren lieten de ronselaars ze gauw een handtekening onder een contract zetten en de volgende ochtend bleken de mannen behalve een kater ook een lange scheepsreis voor de boeg te hebben. Het andere verhaal luidt dat men vaak al wist dat de zeemannen die In ’t Aepjen nog een borrel voor vertrek namen vaak niet terug zouden keren van die zware reis.
Welke variant de juiste is? Geen idee, maar hoe dan ook was je in de aap gelogeerd!
Overigens kan je nog steeds een drankje doen in In ’t Aepjen. Binnen is het bijzonder sfeervol maar let ook even goed op de buitenkant van het café. Het pand is rond 1550 gebouwd en één van de laatste twee originele houten huizen in Amsterdam.
Bron: mokums.nl, ‘Waarom mussen nooit dood van het dak vallen’ van Friederike de Raat.