In een mooi pand aan de Amsterdamse Keizersgracht woonde ooit een welvarend man. Op een avond ging hij uit met zijn familie en vroeg het personeel op het huis te letten. De twee dienstmeiden sloten alles hermetisch af, je weet maar nooit tenslotte.
Ze rondden de huishoudelijke klusjes af en zaten nog even in de keuken. Plots hoorden ze uit de kelder het geroezemoes van mannenstemmen. Eén van de meisjes raakte in blinde paniek, haalde de deur van het slot en vluchtte het huis uit. Het overgebleven meisje, Anna, was niet zo bang aangelegd en ging op onderzoek uit.
Ze hoorden de mannen overleggen hoe ze het beste het huis binnen konden dringen. De boeven hadden een luik gevonden waardoor ze naar binnen wilden sluipen. De tactiek die ze afspraken was als volgt. Eerst zou één van hen naar boven klauteren. De rover na hem zou dan roepen ‘Ben je er?’. Als hij een ‘ja’ hoorde zou hij door het luik gaan enzovoorts, enzovoorts. Als ze dan alle zeven binnen waren konden ze ongestoord het huis leeghalen.
Anna kreeg het doodsbenauwd, maar in plaats van weg te rennen pakte ze een groot vleesmes en ging bij het luik staan. Het eerste hoofd stak omhoog en met een ferme zwaai scheidde Anna het van de romp, trok het lichaam omhoog en legde het naast zich neer.
‘Ben je er?’ hoorde ze uit de diepe kelder klinken. ‘Ja’ antwoordde het meisje met zware stem. En daar kwam nummer twee: TSJAK!, klonk het en zo ging het door. Zes rovers hakte Anna het hoofd af, maar nummer zeven kwam niet opdagen. Hij had onraad geroken en vluchtte stilletjes.
De familie kwam thuis en schrok zich wezenloos bij het zien van die hoop lichamen naast luik. Anna vertelde wat haar was overkomen en vol ontzag hoorde de familie haar aan. De heer des huizes beloonde haar met een prachtige diamanten ring en liet de hoofden van de rovers namaken en bevestigde de beelden aan de gevel van het grachtenpand. Zo kon iedere voorbijganger zien wat een heldhaftige meid hij in dienst had.
Het dagelijks leven ging verder. Er kwam een nieuwe knecht in huis: Piet. Piet had meteen een oogje op Anna en zij zag hem ook wel zitten. Niet lang daarna vroeg hij haar ten huwelijk en Anna’s antwoord was een volmondig ‘ja’.
Piet vond dat zijn ouders nu wel eens kennis moesten maken met hun kersverse schoondochter en stelde zijn geliefde voor een paar dagen vrijaf te vragen om op familiebezoek konden gaan. Anna vond het een goed plan en ze kregen een week vrijaf van hun baas.
Het stel vertrok in een paardenkar en eenmaal buiten de stad vroeg Anna meermaals of ze er al bijna waren. ‘Verlang je dan zo naar je dood?’ vroeg Piet uiteindelijk. Anna begreep het niet en staarde hem met open mond aan. ‘Je hebt mijn broers vermoord en nu zal ook jij eraan moeten geloven!’ riep de wraakzuchtige knecht.
Anna snapte het. Dit was de zevende rover die ontkomen was. De angst sloeg haar om het hart en de kar raasde maar door en door. Bij een herberg hielden ze dan eindelijk halt. Dit was de herberg van Piet’s ouders en alle gasten die geld bij zich hadden werden koelbloedig vermoord en van hun rijkdommen ontdaan.
Anna’s schoonouders verwelkomden haar allerminst hartelijk uiteraard en smeten haar gekneveld in een kamertje. Het meisje probeerde koortsachtig een ontsnappingsplan te bedenken. Onderwijl hoorde ze de rovers overleggen wanneer en hoe ze haar zouden vermoorden. De meerderheid besloot haar de volgende dag te doden.
Anna slaagde er in met de grote ring die za van haar werkgever had gekregen, de touwen door te snijden. Ze bond alles weer aan elkaar tot een lang koord en liet zich door een kleine raampje naar buiten zakken. Buiten rende ze net zolang tot ze iemand tegenkwam. Ze trof een boer en smeekte hem haar naar Amsterdam te brengen. De man had net zijn wagen vol geladen met hooi en zou de volgende ochtend afreizen naar de grote stad. Anna mocht zich verstoppen tussen de lading. Ze ging pal achter de rug van de boer liggen en maakte zich zo klein mogelijk zodat ze niet snel geraakt kon worden door een prikkende hooivork.
De rovers hadden natuurlijk allang ontdekt dat hun gevangene was gevlogen en zochten de wijde omgeving af. Alle karren hielden ze staande, zo ook de boer met de hooiwagen. De criminelen eisten dat hij alles af zou laden, maar dit weigerde de beste man. Hij zei dat ze drie keer met een hooivork in zijn lading mochten prikken en als er dan bloed aan zou zitten zou hij alsnog alles afladen.
De rovers stemden toe en prikten drie keer. Ze bekeken de vork goed, zagen geen enkele druppel bloed en lieten de boer door. Uren later kwamen Anna en haar redder aan in Amsterdam, waar zij natuurlijk gauw naar de familie aan de Keizersgracht ging. De heer en zijn vrouw begrepen niet waarom ze zo vroeg al terug was gekeerd. Anna vertelde alles en de politie werd direct ingeschakeld. Maar ja, wat moesten ze? Ze konden alleen maar wachten op wat komen zou.
Op de eigenlijke datum van terugkomst klopte Piet weer aan bij het huis. Hij vertelde dat Anna nog even bij zijn schoonouders blijf omdat ze ziek was geworden en aan wilde sterken. En daar dook Anna tevoorschijn. Piet schrok verschrikkelijk en voor hij het wist werd hij door agenten in de boeien geslagen. Ook het rovershol van Piets ouders werd opgerold en iedereen kreeg zijn welverdiende straf.
En Anna? Anna hoefde niet meer achterom te kijken en leefde, werkelijk waar, nog erg lang en gelukkig in het Huis met de Hoofden aan de Keizersgracht 123. 1, 2, 3, 4, 5, 6: ja hoor, alle hoofden zitten ook vandaag de dag nog op de gevel.
Bron: ‘Hollandsch Sagenboek’ door J. Sinninghe, zijn bron is de collectie van Hs. Boekenoogen.
Just says
..Prachtig.! Ik geniet van dergelijke authentieke verhalen. Er zit altijd wel een kern van waarheid in.
corrie verkerk says
Wie kent het lied/gedicht over het Huis met de Hoofden dat moet beginnen met: ‘Het is nacht,Keizersgracht/Donker huis, niemand thuis/Mevrouw en meneer, uit voor een keer”.
Ik ben daar heel dringend naar op zoek. Mijn mailadres: corrieverkerk3@gmail.com
diya says
ik zat te genieten tijdens het lezen van dit kleine stukje tekst. Het was kort maar krachtig zoals mensen het wel zeggen. Ik kon echt gewoon mijn ogen niet geloven van wat ik las van Piet. Ik las de stukken 10x opnieuw. Anna is een strijder.