Honderden jaren geleden moest Limmen nodig uitbreiden en de schout besloot dat daartoe de lindenlaan langs de kerk en de parochie moest wijken. Op het moment dat de bijl bijna in de laatste en mooiste linde gezet werd kwamen de dorpelingen in opstand.
Ze vroegen de schout deze boom te sparen, omdat pastoor Ellert er zo op gesteld was. En dus bleef de boom staan. Pastoor Ellert was toen nog een jongeman. Elke dag ging hij naar zijn linde en genoot dan volop. Je zou wel kunnen zeggen dat het echte liefde was die hij voelde voor de boom. De jaren vorderden en toen de man al stokoud was drukte hij de parochianen op het hart hem onder zijn geliefde linde te begraven als hij gestorven was.
Het werd winter en de boom stond kaal in het besneeuwde landschap. De pastoor was erg ziek en sprak de vurige wens uit voor zijn dood nog één keer de linde in bloei te zien staan. Maar de volgende ochtend voelde de arme man dat zijn laatste uur bijna had geslagen. Hij liet zich door de verpleger voor het raam zetten, zodat hij nog een laatste blik op de kale linde kon werpen. De verpleger opende het raam en er drong een heerlijke bloesemgeur naar binnen. Daar, midden in het winterlandschap, stond de boom in volle bloei! Pastoor Ellert liet een traan en sloot zijn ogen voorgoed.
De linde heeft nadien nooit meer gebloeid, zijn laatste bloesem schudde hij uit over het graf van pastoor Ellert.
(Verhaal afkomstig uit ‘Kennemerland. Balladen’ van W. Hofdijk)