Voor de Santpoorters is het een bekend gezicht, die rare steen bij de spoorovergang aan de Wüstelaan in Santpoort-Zuid. Bovenop staat een lijf met daarop een hoofd met lange puntige oren. Een soort grenspaal is het met onderaan een gezicht dat iets wegheeft van een duivel. Op de achterkant staan de letters B.E.H. uitgehouwen. Waar komt die steen vandaan?
Op de site van de gemeente Velsen lezen we dat deze ‘stoepsteen’ een rijksmonument is en uit de 16e eeuw stamt. Het oorspronkelijke doel was het markeren van een particulier eigendom. Met de aanleg van de spoorlijn in de 19e eeuw is het ornament op zijn huidige plaats gezet. Daarvoor stond hij al bij een brug over de Jan Gijzenvaart. Eind 18e eeuw werd de Duivelssteen hergebruikt als grensmarkering bij de blekerij Bleek en Hoven op de hoek van de Duinweg of Duivelslaan. Dit verklaart ook de letters B.E.H. op de achterzijde (Bleek en Hoven).
Griekse god
Maar goed, wat is nu het verhaal achter die steen? Dat is een vraag die al decennialang speelt. In het Haarlems Dagblad van 17 mei 1940 treffen we een lange ingezonden brief van meneer of mevrouw J.S. Visser. Deze persoon rept over een oud en sterk gebouw dat in lang vervlogen tijden op een duin stond en de naam Duivelstein droeg. Op de top van de voorgevel, boven de poort, zou een steen hebben gestaan met een primitieve afbeelding van de Griekse god Pan, inclusief bokkenpoten. Het voetstuk van het beeld was voorzien van een piratenkop met een muts van stof die met twee zware knopen om het hoofd zat gebonden. Twintig meter onder het duin waarop het huis stond stroomde een rivier die even daarvoor het oude kasteel van Bloemendaal was gepasseerd om daarna de funderingen van de ruïne van Brederode te omspoelen.
Govard de Duivel
De schrijver van de brief meent dat de eigenaar van Duivelstein een dapper krijgsman was die zich in het gevecht weerde als een ‘duivel’ en zijn vijanden op onverwachte momenten ‘een panische schrik’ aanjoeg, waarop hij de naam Govard de Duivel aannam en zijn huis versierde met een afbeelding van de Griekse god. Zijn daden zouden namelijk grote overeenkomst vertonen met het leven van Govard. De geheel omgeving van dat duin stond in de jaren 40 van de vorige eeuw bekend als de Duivelshoek. Kleine kinderen zou schrik worden aangejaagd met de mededeling dat als ze stout waren de man van de Duivelssteen ze kwam halen.
Het grote huis was begin 1700 al gesloopt, zo lezen we, waarna op een lager gedeelte een hofstede werd gebouwd. Na de sloop van het oude huis zou de Duivelssteen van de sloop zijn gered en dus zijn verplaatst naar een brug aan de Jan Gijzenkade en uiteindelijk naar de spoorovergang aan de Wüstelaan. Meneer of mevrouw Viseer besluit de brief met ‘Tot zooverre onze Duivelssteen. Wie verschaft ons nu nog de bijpassende sage?’
Hoopvol bladeren we door de archieven en treffen daar het Santpoort’s Weekblad Huis aan Huis van 25 september 1959 met daarin ook weer een brief, dit keer afkomstig van H. Niesten sr. uit Santpoort-Zuid. Het doet hem goed dat van de weinige dingen uit een ver verleden enige gespaard zijn gebleven. Hij vraagt zich af wat de geschiedenis van deze Duivelssteen is. Daar komen we ook al niet veel mee verder.
Konijnenkop?
Door naar hetzelfde weekblad, maar dan van een week later. Dit keer is meneer J.G.P. Goes aan het woord. Hij heeft een verhaal vernomen van een, inmiddels overleden, goede kenner van de oudheden van Kennemerland. De steen zou al sinds de bouw van kasteel Brederode (13e eeuw) aldaar hebben gestaan maar is waarschijnlijk nog veel ouder! Volgens meneer Goes heeft de steen met de duivel niets te maken en is er ook duidelijk sprake van een konijnenkop, iets wat zou duiden op een verband met de Kaninefaten die de steen wellicht ook gemaakt hebben. Na de verwoesting van Huis Brederode is de steen door een liefhebber uit het puin gehaald. De schrijver vindt de locatie aan de Wüstelaan trouwens zeer ongewenst en wil dat deze terug wordt geplaatst bij de ruïne van Brederode. ´Onze geachte Burgemeester Kwint is Slotvoogd van Brederode. Ik hoop dat Zijn Edel Achtbare ervoor kan zorgen, dat de Kaninefatensteen, evenals vroeger dáár weer een plaats vindt.´
Fabeltje
Een week later lezen wij een reactie op dit schrijven van ene N.M. Meijer, voormalig bestuurslid van de niet meer bestaande stichting ´Vrienden van Oud Santpoort´. Deze persoon heeft in de archieven een stuk opgedoken over de geschiedenis van de Duivelssteen. Ook hij heeft het over de eerdere verklaring van een huis Duivelstein met een eigenaar die zichzelf Govard de Duivel noemde. Hij wijst het verhaal van de heer Goes dan ook naar het rijk der fabelen. ´De heer Goes maakt hier de veel voorkomende vergissing door de naam Kaninefaten te vereenzelvigen met Konijnenvatters. Er is alleen een klankovereenkomst. De naam Kaninefaten heeft niets met konijnen te maken.´
Hmmmm, zijn we nu veel wijzer geworden? Enigszins wel, alleen zijn ook wij eigenlijk net als meneer of mevrouw Visser nog steeds op zoek naar de bijpassende sage, als die er al is. Maar één ding kunnen we toch wel met zekerheid vaststellen. Geen andere grenssteen heeft de afgelopen eeuw de mensen zo beziggehouden als deze Duivelssteen.
Bronnen: Gemeente Velsen, Haarlems Dagblad 17-05-1940, ‘Brederoderoute‘, uitgave van Stichting Santpoort, Santpoort’s Weekblad Huis aan Huis 25-09-1959, 2-10-1959, 9-10-1959.