In de vroege middeleeuwen werden Europese heidenen bij bosjes bekeerd tot het Christendom. Tal van missionarissen trokken rond om het geloof te brengen. De Ierse monnik Adelbert koos rond 690 Egmond als zijn nieuwe thuis.
Adelbert bleek heel aardig en behulpzaam en er werden zelfs wonderen aan hem toegeschreven. Christenen, niet-christenen; iedereen klopte bij hem aan voor hulp. De monnik werd zo populair dat hij zich zo nu en dan terugtrok op een lege zandvlakte in het oude Egmond.
Na zijn dood in 740 was de bevolking heel bedroefd en om Adelbertus te eren bouwden zij een gedenkkapelletje op zijn graf. Dit was op de plek van de huidige Adelbertusakker.
Graaf Dirk I
Twee eeuwen later maakte Graaf Dirk I, de eerste graaf van Holland, de dienst uit in het gebied. Hij kreeg in 922 als dank voor zijn steun aan de koning het kerkje van Egmond (voortgekomen uit de oorspronkelijke kapel die meermaals verwoest werd) en de bijbehorende grond cadeau. Dirk bezat al stukken land in Hallem (nu Egmond-Binnen) waar hij een kloostertje had gebouwd voor Benedictijner nonnen. In dat klooster woonde ook non Wilfsit. In haar slaap verscheen tot driemaal toe Adelbert aan haar bed. Hij vertelde haar dat zijn beenderen opgegraven moesten worden en naar een plek worden gebracht die beter geschikt was voor verering. Wilfsit spoedde zich naar Dirk met deze belangrijke mededeling en de graaf stelde zich welwillend op. Hij liet de kerk slopen en de beenderen werden opgegraven en naar het nonnenklooster gebracht.
Water uit graf
Tot verassing van iedereen welde in het lege graf een bron op! Het water was nog geneeskrachtig ook, vooral blinden en slechtzienden hadden er baat bij. En zo ontpopten de plek van de bron én de kloosterkerk zich tot ware pelgrimsoorden.
Dat Dirk de oude kerk liet slopen heeft misschien te maken met de verminderde bereikbaarheid door zandverstuivingen. Dit is ook de reden dat de bevolking van ‘oud’ Egmond naar Hallem verhuisde, later werd dat het ‘nieuwe’ Egmond.
Feestelijke stoet
De beenderen van Adelbertus, althans wat daarvan over is, maakten door de eeuwen heel wat omzwervingen en werden in 1984 in een feestelijke stoet vanaf de Adelbertusakker naar de Egmondse Abdij gedragen. Nog ieder jaar vindt op de zondag na 25 juni een viering plaats op de Adelbertusakker. De akker is vrij toegankelijk en ook het water mag je gewoon omhoog pompen. De grote emmer is voor ons, de kleine emmer voor de hondjes.
Bron: ‘Monnikenpad. Een wandeling door de historie van de Egmonden´ door Peter Lassooy e.a., Stichting Historisch Egmond en Databank Bedevaarten van het Meertens Instituut.
Charlotte says
Het water schijnt naast genezend voor oogziektes ook nog genezend te zijn tegen krankzinnigheid. Ik kom uit Egmond Binnen, en dit is wat mij altijd is verteld.