Het huidige Gooi was in vroeger tijden bedekt met een prachtig woud vol everzwijnen, reebokken en duiven. Een vruchtbare plek en het thuis van een Germaanse stam. Ogenschijnlijk hadden de Germanen het goed voor elkaar daar, maar toch waren ze niet gelukkig.
Als de herfst zijn intrede deed en hevige stormen losbarstten meende men in de bulderende wind de stemmen van de goden te horen. Maar bovenal hoorden de mensen de stem van het wezen dat zij het meest vreesden: de Aardman. De Aardman woonde in de berg vlak bij de nederzetting en eiste dat de dorpelingen belasting betaalden door middel van een jonge maagd.
Bruid van de Aardman
En zo gebeurde het dat ieder jaar, op één bepaalde dag, de priesters in hun offergewaad op de meisjes toeliepen. Eentje werd eruit gepikt met de woorden: ‘Sta op, schone maagd. Gij uitverkorene! Heden zult gij de lieflijke bruid zijn van de machtige Aardman.’ De moeder van het meisje barstte in tranen uit en terwijl de priesters zwijgend hun lugubere taak volbrachten klonken er schrille kreten.
Barmhartigheid
Na jaren van offerandes waren de maagden in het dorp op. De oudste meisjes waren amper vijf jaar oud. De priesters waren radeloos en wachtten vol angst de herfststormen af. En net als iedere herfst klonk op zekere dag de stem van de Aardman: ‘Geef me mijn bruid. Geef mij de schoonste van uw rijpe maagden!’ De dorpelingen wisten niet wat te doen en de offerdag brak aan. Iedereen verzamelde zich rond de berg en keek toe hoe de vlammen hoog uit het vuur oplaaiden. De priesters startten een monotoon lied waarin zij zongen dat er geen maagd meer was. Zij smeekten het bergwezen om barmhartigheid.
Wraak
De aarde begon te beven. Iedereen keek elkaar verschrikt aan… Weer trilde de aarde, steeds heviger. De berg scheurde open en langzaam worstelde de Aardman zich naar buiten. Vuil was hij, met haren over het hele lijf. Zijn mond was groot en grimmig en zijn rood-geaderde ogen rolden woest in zijn hoofd. Het grote wezen zette kracht en braakte zwavel en vuur uit over het dorp. In één klap stond iedere hut in lichterlaaie. De dorpelingen renden gillend weg en poogden een veilig heenkomen te zoeken. Toch werden velen achterhaald door de wraak van de Aardman en stierven een ellendige dood. De weinigen die wel ontkwamen bouwden verderop een nieuw leven op. Het schijnt dat de Bussumers van deze groep afstammen.
De Aardjesberg is er nog, op de heide bij Hilversum. Nog steeds is het beter dat je je als maagd niet in de buurt van de heuvel waagt.
(Bron: Gooise Legenden van Henk de Weerd. Afbeelding: Wikimedia Commons/Zargonian.)