Het Wijkermeer, een inham van het IJ die zich tot aan Beverwijk uitstrekte, was een levendig water. Grote ladingen handelswaar werden van en naar Amsterdam vervoerd en de rijke stedelingen trokken per schuit naar hun buitenplaatsen in het lommerrijke Velsen en Beverwijk. Ook onder de waterspiegel gebeurde van alles; dieren hadden het er erg naar hun zin. Zo zwommen er dikwijls bruinvissen en zelfs zalm. Tot twee keer aan toe werden ook enorme zeeschildpadden waargenomen.
Het eerste exemplaar werd in 1702 nabij de Assendelfterdijk uit het water gevist. Slechts vijf jaar later zwom er weer een schildpad rond in het meer. Met vereende krachten wist men het dier uit het water te halen. De Amsterdamse Courant van 20 oktober 1707 vermeldt daar het volgende over:
“Werd bekend gemaeckt dat tot Amsterdam op de Botermarkt in de Witte Oliphant van ’s morgens ten 9 tot ’s avonds ten 8 uuren te zien is, een groote levendige Zee-Schildpad, wegende 564 pond, lang 6 voet en breed 5 voet, is gevangen in de Wijker-meer.”
Het beest werd een enorme publiekstrekker. Sowieso kon men in herberg de Witte Oliphant aan de Botermarkt (nu het Rembrandtplein) wel vaker terecht voor exotische dieren. Wat te denken van een zeepaard en een grote tapir uit Zuid-Amerika?
(Met dank aan Jan van der Linden voor zijn speurwerk. Bronnen: ‘Noord-Hollandsche Arcadia’ van Claes Bruijns, ‘Aardrikskundig woordenboek’ van A.J. vd Aa en Oneindig Noord-Holland – ‘De menagerie van Blauw Jan. Afbeeldingen: Kopergravure vervaardigd door Koenraet Decker naar het ontwerp van landmeter Johannes Dou, uitgegeven in 1745 door Isaac Tirion en Caretta caretta van Wikimedia Commons: Strobilomyces).