Karel de Grote had het helemaal gehad met Graaf Egbert, bestuurder van de Friese landen. De graaf werd ontslagen en bisschop Koenraad van Utrecht werd benoemd tot zijn opvolger. Een grote eer zou je zeggen, maar Koenraad wist het zo net nog niet. Die Friezen, dat waren een stelletje stugge figuren.
De bisschop besloot in vermomming poolshoogte te nemen in het noorden. Per boot voer hij naar Stavoren, maar vlak voor de eindstreep stak er zwaar weer op en het scheepje verging.
Koenraad worstelde door de golven en wist uiteindelijk meer dood dan levend de wal te bereiken. Een groepje Friese kerels had alles zien gebeuren, maar deed geen poging te helpen. Men had al gehoord over de op handen zijnde machtsovername en het zou ze niets verbazen als die bewusteloze man daar een spion uit Utrecht was. In plaats van Koenraad op te lappen grepen ze hem beet, bonden hem bij handen en voeten en smeten hem in een oude kogge. Met één zetje dreef het bootje de woelige baren op.
Uit de menigte stapte een grote jongen tevoorschijn. Hij kon niet geloven dat zijn stadsgenoten in staat waren een gewonde man te laten verzuipen. Met een spaan sprong hij de kogge achterna en zijn hond volgde hem trouw. De Friese jongen wist de boot onder controle te krijgen en bevrijdde Koenraad. De bisschop vroeg de jongen koers te zetten naar Muiden, maar het was moeilijk navigeren met al die bewolking. Uiteindelijk kwamen ze uit bij de monding van een brede rivier. Het tweetal ging aan land en kon eindelijk even rustig praten.
De jonge Fries stelde zich voor als Wolfger uit Stavoren. Maar nu hij had gezien hoe vreselijk wreed de mensen daar konden zijn wilde hij nooit meer terug. Koenraad vertelde ook wie hij is en uit dankbaarheid bood hij Wolfger een belangrijke baan aan.
Wolfger weigerde; de plek waar ze aan land waren gegaan beviel hem wel en hij besloot zich daar, samen met zijn hond, te vestigen als visser. Koenraad voorspelde toen dat op die kale vlakte aan het water een stad zou verrijzen die over de wereld befaamd zou zijn. Inmiddels kunnen we Koenraad wel gelijk geven. Daar op die plek waar visser Wolfger zijn hutje bouwde, ligt inmiddels de trotse stad Amsterdam.
(Bron: ‘Amsterdamse volksverhalen’ van Kim Druijven. Afbeelding: Cornelis Anthonisz. Vogelvluchtkaart van Amsterdam.)