Het is een bekend watertje in Naarden: de Karnemelksloot. Langs de kant maken mensen een wandeling, laten hun hond uit of trekken een sprintje. Maar karnemelk? In geen velden of wegen te bekennen. Niet meer.
We gaan een flink eind terug in de tijd, toen de textielindustrie in Naarden floreerde. Het Naardense laken genoot grote bekendheid en werd in vele steden verhandeld. Een groot deel van de inwoners hield zich dan ook bezig met het vervaardigen van de stof. Zo had je bijvoorbeeld de vollers. Hun taak was het vervilten van wollen stof.
Meer, meer, meer!
De vollers woonden langs een vaart en stonden bekend als een ruw en hardwerkend volk. Je had ook nog het weversvolk en de vollers en wevers leefden in harmonie naast elkaar. Ze werkten hard en verdienden veel geld. De wevers waren dol op al dat geld en het maken van winst steeg deze mensen naar het hoofd. Ze werden hebberig en wilden meer, meer, meer centen.
Een deel van de wevers besloot eigen ondernemer te worden, drapeniers geheten. De vollers vonden het allemaal prima, maar de drapeniers achtten zichzelf heel wat en hun hebzucht kende geen grenzen. Daarom bedachten ze een manier om ook aan hun buren, de vollers, te gaan verdienen. Ze besloten ze in plaats van in geld, in levensmiddelen te betalen. Deze konden ze zo duur maken als ze zelf wilden.
Opstand
De voormalige kleine wevers waren bijzonder tevreden met het plan, maar de vilters voelden zich flink beetgenomen toen ze het doorkregen. Ze legden het werk neer en gingen luid protesterend de stad in. De mannen wilden de magistraat en de drapeniers spreken, maar die zagen de bui al hangen en vluchtten snel weg. Witheet waren de vollers inmiddels en ze gooiden ruiten in en sloegen meubilair aan diggelen.
Toen de boel in de stad kort en klein was ging de groep de stad weer uit en deed onderweg alle boeren aan. Ze smeten melk, boter en karntonnen de vaart in. Ook de boeren zelf moesten eraan geloven. Zij hadden immers ook hun waar veel te duur willen verkopen.
Dorstige heer
Terwijl de vollers verder tierden kwam heer Gijsbert van Nyenrode aangereden om de groep tot kalmte te manen. Het was warm die dag en Heer Gijsbert had flinke dorst. Hij steeg van zijn paard om een slok water te drinken. Verbaasd was hij toen hij zag dat al het water wit van kleur was en smaakte naar karnemelk. Luid riep hij: ‘Eila karnmelk in de sloot!’
Sindsdien kent Naarden de Karnemelksloot.
Bron: Waarom de Naarders kraaien heten en andere Gooise vertellingen, door H. Poolman.