Drie zussen uit Laren wandelden door de natuur buiten het dorp. In het bos aten ze sappige aardbeien en bramen, waarna ze zich neervlijden in het mos om van de mooie dag te genieten.
Borsten
De rust werd wreed verstoord door twee rovers die schreeuwend uit de struiken sprongen en de meisjes bij de haren grepen. De zussen gilden en probeerden de messen van hun kelen te weren, maar de rovers waren meedogenloos en vermoordden de meisjes. Ze doorzochten de jurken en ontdekten dat er niet veel van waarde tussen zat. De moordenaars hadden trek gekregen en sneden de borsten van hun slachtoffers af om ze op te eten. Het vlees werd in een doek gewikkeld en de mannen zetten koers naar Laren.
Ketel op vuur
Het was inmiddels avond en bij één huis zagen ze nog licht. De rovers klopten aan en snauwden de bewoonster toe dat ze de ketel boven de haard moest hangen om hun vlees te bereiden. Eén rover opende de doek en smeet de borsten in de ketel.
Zodra de borsten het water raakten sprongen ze weer uit de pan, zo tegen de boezem van de vrouw. Deze begon te gillen en te schreeuwen. ‘Mijn god, jullie hebben mijn kinderen vermoord! Het zijn de borsten van mijn dochters!’ De rovers waren sprakeloos en de vrouw gilde hysterisch dat ze haar huis moesten verlaten. Het dorp ontwaakte inmiddels door het kabaal en terwijl steeds meer buren een kijkje kwamen nemen, vluchtten de rovers zo stil als ze konden het dorp uit.
Diepe rouw
De volgende ochtend vonden de Laarders de lichamen van de moordenaars. Ze hadden zichzelf opgehangen aan een boom. Na een zoektocht in het bos vond men ook de gehavende lichamen van de zusjes. Het dorp was in diepe rouw gedompeld door de afschuwelijke dood van de drie onschuldige kinderen. Men besloot ter nagedachtenis aan de meisjes een mooie kapel te bouwen, naast de dorpsvijver. Hout werd verzameld en iedereen werkte hard aan de fundamenten.
Teken
’s Ochtends waren alle materialen verdwenen. Op de top van een heuvel even verderop werd de boel teruggevonden. Een groep sterke mannen bracht het hout weer naar de bouwplaats, waarna de bouw opnieuw begon. De ochtend daarna waren de fundamenten wéér verdwenen. Inderdaad, alles lag weer op de heuveltop. In totaal gebeurde dit drie keer en toen begrepen de dorpelingen dat het een teken van God was en dat de kapel boven op de heuvel moest komen. Zo geschiedde, niet veel later werd de Janskapel voltooid.
(Bronnen: ‘Verhalen van stad en streek’ samengesteld door Willem de Blécourt e.a., ‘Gooise Legenden’ door Henk de Weerd en ‘Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi’ samengesteld door Willem de Blécourt. Afbeelding: Country road near Laren, North Holland , van Willem Roelofs.