Lente en zomer zijn sinds mensenheugenis dé seizoenen voor een bruiloft. Maar als je dan in de winter trouwt is 14 februari wellicht de meeste datum. Valentijnsdag: een mooie aanleiding om terug te blikken op de liefdespraktijken en trouwfeesten van weleer.
Buurjongen of -meisje
We beginnen in Heemskerk. In de kleine gemeenschap was het, net als in veel andere dorpen, meer regel dan uitzondering iemand uit de directe omgeving te trouwen. Veel gelegenheid om elkaar te ontmoeten was er immers niet. Men werkte hard en ging ’s avonds niet gezellig stappen. Nee zeg, dansen werd door de ouderen zelfs als heidens beschouwd! De enige plek waar de Heemskerkers elkaar wekelijks ontmoeten was in de kerk, op zondag.
En dus werd er niet al te ingewikkeld gedaan over het vinden van die ene grote ware liefde en bleek de buurjongen of het buurmeisje vaak een prima optie. Had je eenmaal je huwelijkspartner gevonden, dan volgde vaak een lange verkering. Woonruimte was schaars en bij vaders en moeders thuis kon je een beetje sparen en vast aan de linnenuitzet beginnen. Als er een woning was gevonden plande je de trouwdatum en ging je in ondertrouw. Vanaf dat moment kon je er niet meer onderuit.
Muisstil
Bij de katholieken werd door de geestelijke gedurende drie zondagen onder elke Heilige Mis het voorgenomen huwelijk aangekondigd. De namen werden genoemd, de parochie van herkomst en soms zelfs de gradatie van bloedverwantschap. Het kwam in Heemskerk nogal eens voor dat men op de één of andere manier familie van elkaar was. Bij het voorlezen was het muisstil in de kerk. Alleen als er een huwelijk werd genoemd dat gedwongen was, wegens zwangerschap, draaiden de hoofden naar elkaar toe en werd er zachtjes gesmoesd.
In tuinderskringen trouwde men vaak vlak voor de aardbeientijd. Startkapitaal was er niet en in de aardbeientijd kwam er altijd snel geld binnen. De meeste Heemskerkse bruiloften werden uit financieel oogpunt dan ook sober gehouden, maar het feest was er niet minder om!
West-Friesland
Bij de traditionele West-Friese boerenbruiloft, zoals ze gevierd werden tot de Tweede Wereldoorlog, bespaarde men kosten nog moeite om het feest te laten slagen. De gasten zaten aan een lange tafel; de mannen in een donker kostuum met een lange, stenen pijp in de mond en de vrouwen pronkend met hun mooiste sieraden.
Het diner begon met veel boter en suiker. Dat was een goede bodem om op voort te bouwen. Daarna verschenen ‘heele stapels gesneden ham en breiden vleisch mit kootjes, fransies en lange bolle, witte keis, kruikeis, rookvleisch, beskuite, spouwers, dikke koek, tulleband, moskovie, konfeturetaart, appelesiene.’ Vervolgens ging de brandewijnkom, met daarin een zilveren lepel, de gasten langs. Luid klonk het:
‘Zet de lepel maar aan je lippen,
laat het zachtjes naar binnen glippen.’
Als de bruid aan de beurt was zette men een eeuwenoud lied in:
‘Ja wijntje, jij gaat inne,
je gaat door bruid haar hals.
En als ze dan gedronken heeft,
dan springt ze schots en wals.
Ja wijntje, jij gaat inne, gaat in,
ja wijntje, jij gaat in.
Wie zal het wijntje drinken, als bruidje dood is?
Dan zal er wel een ander zijn,
die zal drinken de koele wijn.
Het gebeurt niet alle dag,
dat men vrolijk wezen mag.
Laat gaan je gatje, laat gaan je gatje,
laat he gatje maar rijzen.
Het gebeurt niet alle dag,
dat men vrolijk wezen mag!’
Ook bij de bruidegom werd een feestelijk lied afgestoken en ter afsluiting van het diner kreeg iedereen met de zilveren lepel een hap ‘sop’. Een mengsel van brandewijn, rozijnen, kaneel en suiker.
Zoenen
Bruiloften en zoenen horen bij elkaar als zand bij zee. Zeker op de West-Friese bruiloften werd heel wat afgezoend. De ceremoniemeester zag er streng op toe dat ‘Swik en Swak’ in acht werden genomen. Zo noemde men de gewoonte dat de heren de dames die links en rechts van hen zaten, bij het einde van het liedje een zoen gaven.
Horlepiep en Zevensprong
Tegen die tijd zat iedereen flink in de olie en gingen de voetjes van de vloer. Uitermate populair was de klassieker de Zevensprong (heb je wel gehoord…), net als de horlepiep en de kuitenflikker. De officiële afsluiting van het feest werd gekenmerkt door het in stoet thuisbrengen van het kersverse echtpaar. Onder een baldakijn, gemaakt van een beddenlaken, een vlag en vier stokken, werden ze door de straten begeleid.
Dan splitste de stoet zich. De ouderen gingen naar bed en de jongelui gingen uit dauwtrappen. Proost, op gezegend huwelijk!
(Bronnen: Piet Diemeer, ‘…en Nederland lacht. Vierde deeltje. Folkloristische vreugden en vreugdevolle folklore uit Noordholland en Westfriesland’ door Okke Haverkamp. Afbeelding: Boerenbruiloft in de openlucht door Pieter Brueghel de jongere of Jan Brueghel de oudere.)